OESO

Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) logo

De OESO heeft al vele jaren een programma voor het beheer van chemische stoffen en speelt een fundamentele rol in de harmonisering van gereglementeerde methoden voor het testen en beoordelen van de gevaren van chemische stoffen. De belangrijkste middelen hierbij zijn internationaal overeengekomen testrichtsnoeren en de beginselen van goede laboratoriumpraktijken (GLP).

Samen hebben zij omstandigheden gecreëerd waarin proeven die volgens de testrichtsnoeren van de OESO zijn uitgevoerd, worden erkend door de autoriteiten in de landen die zich houden aan het systeem voor wederzijdse aanvaarding van gegevens (mutual acceptance of data, MAD). MAD is een juridisch bindend instrument om de internationale aanvaarding van informatie voor de toetsing van de veiligheid van chemische stoffen aan de voorschriften te bevorderen. Dit heeft de kosten van proeven sterk verminderd en heeft het aantal dieren dat voor proeven nodig is, beperkt.

Tegenwoordig wordt wereldwijd een groot deel van de wetgeving inzake chemische stoffen in geïndustrialiseerde landen ondersteund door de resultaten van het OESO-programma voor chemische stoffen. Dit geldt ook voor de gevarenbeoordeling van nanomaterialen. De aanbeveling van de Raad van de OESO uit 2013 betreffende het testen en het beoordelen van de veiligheid van gefabriceerde nanomaterialen stelt dat de bestaande internationale en nationale regelgevingskaders voor chemische stoffen geschikt zijn om de risico’s verbonden aan gefabriceerde nanomaterialen te beheersen. Er wordt evenwel ook opgemerkt dat deze kaders en andere beheersystemen mogelijk nog moeten worden aangepast om rekening te houden met de specifieke eigenschappen van gefabriceerde nanomaterialen.

In 2006 heeft de OESO de werkgroep “Manufactured Nanomaterials” (WPMN) opgericht ten behoeve van het debat over de gevaren- en risicobeoordeling van nanomaterialen. De belangrijkste output is tot nu toe een beoordeling van de manier waarop de bestaande OESO-testrichtsnoeren kunnen worden toegepast op elf veelgebruikte nanomaterialen. In het kader van het project zijn aanzienlijke inspanningen geleverd en werden meer dan zevenhonderd studies uitgevoerd. De OESO heeft de resultaten in 2015 gepubliceerd.