Blootstelling aan nanomaterialen

Een belangrijk aspect van elke risicobeoordeling van gevaarlijke stoffen is de beoordeling van de blootstelling aan de stof. De reden hiervoor is dat een chemische stof weliswaar bepaalde gevaren voor de gezondheid kan opleveren, maar dat de gevaren pas werkelijkheid worden wanneer mensen daadwerkelijk aan de chemische stof worden blootgesteld. Dit principe geldt ook voor nanomaterialen. Het is daarom van essentieel belang te begrijpen of en hoe mensen in het dagelijkse leven aan nanomaterialen worden blootgesteld, ook op het werk en thuis.

Nanomaterialen hebben van nature de neiging om samen te klonteren en grotere objecten te vormen, die aggregaten en agglomeraten worden genoemd, die van invloed zijn op de manier waarop zij inwerken op bijv. longweefsel.

Bovendien zijn in veel producten die momenteel op de markt zijn, nanomaterialen verwerkt in verschillende matrices die van invloed zijn op de beschikbaarheid van het nanomateriaal voor de gebruiker of het milieu.

Maar kunnen nanomaterialen ook vrijkomen uit zulke matrices, en hoe gemakkelijk komen nanomaterialen ‘los’ uit de grotere aggregaten en agglomeraten? Er is al een algemeen kader voor het vaststellen van het vrijkomen van nanomaterialen uit poeders (ISO/TS 12025:2012).

Momenteel wordt aanvullend onderzoek verricht om nieuwe instrumenten te ontwikkelen, zoals persoonlijke meetapparatuur om de blootstelling aan nanodeeltjes op de werkplek te meten.