Karakterisering van nanomaterialen

Om de veiligheid van nanomaterialen te beoordelen, moeten ze eerst juist worden gekarakteriseerd. Dit houdt in dat metingen worden verricht voor verschillende eigenschappen, zoals de deeltjesgrootte, de oppervlakte en de oplosbaarheid in water, die de toxiciteit van het materiaal kunnen beïnvloeden.

Deze karakterisering is nodig om ervoor te zorgen dat verschillende (eco)toxicologische studies die op hetzelfde of een vrijwel identiek materiaal worden uitgevoerd, met elkaar kunnen worden vergeleken.

Voorts krijgen risicobeoordelaars graag toegang tot deze meetgegevens om na te gaan of er patronen in het gedrag van nanomaterialen zijn die op basis van deze fysisch-chemische parameters kunnen worden voorspeld. Is er bijvoorbeeld een verband tussen de toxiciteit van een specifiek nanomateriaal en zijn deeltjesgrootte? Is het mogelijk om de toxiciteit van een nanomateriaal te voorspellen op basis van een specifieke parameter, of waarschijnlijker een combinatie van parameters? En welke fysisch-chemische parameters zijn het belangrijkst om te meten?

Een belangrijk probleem met sommige oudere onderzoeksresultaten met betrekking tot de toxiciteit van nanomaterialen is dat er geen goede (toereikende) karakteriseringsgegevens beschikbaar zijn voor de nanomaterialen die in de studies werden gebruikt. Dit maakt het moeilijk om de resultaten te interpreteren en om verschillende resultaten te vergelijken. Daarom moet voor elk nanomateriaal een minimumreeks van kenmerken worden gemeten voordat een onderzoek naar de (eco)toxiciteit wordt uitgevoerd.

Wetenschappers hebben op dit gebied aanmerkelijke vooruitgang geboekt, en de meeste nieuwe studies naar nanomaterialen bevatten dan ook een uitgebreide fysisch-chemische karakterisering.