De biocidenverordening (BPR) en nanomaterialen

De biocidenverordening (BPR) kent specifieke bepalingen voor nanomaterialen. De bepalingen gelden voor producten en stoffen die voldoen aan de in de biocidenverordening omschreven criteria. Deze begripsomschrijvingen zijn gebaseerd op de aanbeveling van de Commissie over de definitie van nanomaterialen.

Deze bepalingen gelden voor werkzame en niet-werkzame stoffen met de volgende eigenschappen:

  • 50% of meer van de deeltjes heeft een grootte van 1-100 nm in ten minste één dimensie.
  • Deeltjes zijn in ongebonden staat of zijn een aggregaat of agglomeraat.

Volgens de BPR omvat het goedkeuren van de werkzame stof niet de nanovorm van de werkzame stof, tenzij dit uitdrukkelijk wordt vermeld. Er dient voor nanovormen van werkzame stoffen meestal een apart dossier met alle gegevenseisen te worden opgesteld.

Er dient een aparte risicobeoordeling te worden uitgevoerd als de nanovorm van de werkzame en niet-werkzame stoffen in een biocide wordt gebruikt. Het etiket van de biocide dient de naam van elk nanomateriaal te vermelden, gevolgd door het woord "nano" tussen haakjes. Producten die nanomaterialen bevatten zijn uitgesloten van de vereenvoudigde autorisatieprocedure.